07 februari 2009

Mea culpa

“In het leven van zowel individuen als volken breken de ergste conflicten vaak uit tussen twee vervolgden. Het is niet meer dan een vrome wens dat de vervolgden en de onderdrukten zich altijd verenigen in solidariteit en als één man naar de barricaden marcheren om gezamenlijk te strijden tegen hun wrede onderdrukker. In werkelijkheid worden twee kinderen van een mishandelende vader niet noodzakelijkerwijs bondgenoten, en hun gedeelde lot brengt hen niet altijd nader tot elkaar. Vaak ziet de een in de ander geen lotgenoot, maar juist het evenbeeld van hun gemeenschappelijke onderdrukker.Misschien is dit ook wat er sinds honderd jaar aan de hand is tussen Arabieren en Joden. Het Europa dat de Arabieren heeft mishandeld, vernederd en onderdrukt door imperialisme, kolonialisme en uitbuiting, is hetzelfde Europa dat de Joden onderdrukt en vervolgd heeft, en uiteindelijk de Duitsers heeft toegestaan of geholpen hen uit alle hoeken van het continent te verdrijven en hen bijna allemaal te vermoorden. De Arabieren beschouwen ons (nvdr. de Joden) echter niet als een handjevol half hysterische vluchtelingen, maar als een nieuwe, arrogante loot van het koloniale Europa, met zijn moderne technologie en zijn uitbuiting, dat op sluwe wijze teruggekeerd is naar het Midden-Oosten – ditmaal in zionistische vermomming – om hen opnieuw uit te buiten en te verdrijven en te onderdrukken. Terwijl wij in hen evenmin slachtoffers zien zoals wijzelf, geen broeders in het ongeluk, maar kozakken die pogroms houden, bloeddorstige antisemieten, nazi’s in vermomming: alsof onze Europese vervolgers hier in het Land Israël weer zijn opgedoken, een kafia op hun hoofd hebben gezet en hun snor hebben laten staan, maar onze zelfde oude moordenaars zijn, die alleen maar geïnteresseerd zijn in het doorsnijden van de keel van de Joden, gewoon voor de grap.” Dit zijn niet mijn woorden, maar woorden uit het boek ‘Een verhaal van liefde en duisternis’ van Amos Oz, een gelauwerd Israëlisch auteur die opgroeide in Jeruzalem en er als kind het ontstaan van de staat Israël persoonlijk meemaakte.

 

Eind november 1947 stemde de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties over een resolutie van de United Nations Special Commission on Palestine (UNSCOP). Palestina was op dat moment een Brits mandaatgebied, maar in de nasleep van de Tweede Wereldoorlog liepen de spanningen er hoog op. Het toenmalige Palestina zag een grote (illegale) toeloop van vooral Europese Joden die op de dool waren geraakt tijdens de gruwelijke genocide die de Duitsers en hun bondgenoten slecht enkele jaren daarvoor met dodelijke efficiëntie op het Joodse volk hadden uitgevoerd. De Britse autoriteiten probeerden de toestroom te controleren en te beperken door vluchtelingenkampen op te richten in o.a. Cyprus. Tegelijkertijd werd de Joodse roep om een eigen staat alsmaar luider. De Joden in Palestina begonnen zich te organiseren en ondergrondse Joodse organisaties als Hagana begonnen zich gewelddadig te verzetten tegen wat zij zagen als de onrechtmatige Britse bezetter. Terroristische aanslagen en gewelddadigheden tegen de Britse belangen kwamen steeds vaker voor (oh ironie der historie). Nooit eerder in de geschiedenis van het Joodse volk was de zionistische droom van een eigen Joodse staat dichter binnen handbereik. Aan de andere kant zagen de Arabieren in Palestina de bui hangen. In de aanloop naar de stemming omtrent het plan van UNSCOP – dat voorzag in de oprichting van zowel en Joodse als een Arabische staat, met Jeruzalem als internationaal bestuurde stad – vlogen verwijten en dreigementen tussen beide bevolkingsgroepen heen en weer. De Joden vreesden bij de goedkeuring van het plan een tweede Shoah (ter vergelding door de Arabieren), nota bene slechts twee jaar na het einde van de Tweede Wereldoorlog. De Arabieren vreesden bij goedkeuring van het plan het land dat zij reeds eeuwen lang bewoonden en bewerkten te verliezen. De spanning was te snijden. Op 29 november 1947 kwamen de lidstaten van de Algemene Vergadering van de VN samen bij Lake Success in New York. Op de agenda stond de stemming over het UNSCOP plan. Een tweederde meerderheid was nodig om het plan goed te keuren. De uitslag van de stemming was als volgt: 33 stemmen voor, 13 tegen, 10 onthoudingen en één lidstaat afwezig. Het plan was aangenomen en de grondslag voor de staat Israël was gelegd. Een paar uren later braken de eerste ongeregeldheden uit. De Arabische staten in de regio zouden er de daaropvolgende maanden alles aan doen de embryo van de Joodse staat te fnuiken.

 

Hoewel de bevalling bijna een half jaar duurde en niets dan complicaties kende, was de Joodse staat niettemin geboren. En dit uit het bloed van zowel Joden als Arabieren. Zoals later uit de loop der geschiedenis zou blijken, zou de baby niet zonder problemen opgroeien. Het kind kende een harde jeugd en zou veel ellende moeten doorstaan. Omdat het kind te vondeling gelegd was en in een gemeenschap opgroeide waar het nooit echt aanvaard werd, kende het nooit veel liefde. Naarmate het een tiener en later een twintiger werd, groeide het eenzame kind langzaam op tot een sterke en pientere volwassene. Hoewel het de beste van zijn klas was, werd het kind vaak gepest op school. Het had er geen echte vrienden en zat daarom vaak moederziel alleen in een hoekje op de speelplaats op zijn eentje te spelen. Het gebrek aan liefde en geborgenheid, het ontbreken van de zorgen en liefkozingen van een liefdevolle moeder en een trotse vader, had echter diepe littekens nagelaten. Hoewel het kind als volwassene niets ontbrak, het een succesvolle carrière uitbouwde, een zakenimperium uitbouwde en veel rijkdom verwierf, mistte het toch iets. Neen, het ontbrak hem niet aan vrouwelijke aandacht. Hij had geld genoeg. Toch had hij het gevoel dat hij nog iets miste. Geen enkele vrouw kon hem het gevoel geven dat hij echt gewild was. Zijn ongelukkige jeugd had het kind hard gemaakt. Nadat hij scheidde van zijn derde vrouw, die quasi zijn hele fortuin met haar meenam, bleef de zakenman als 60-jarige, verzuurde en gefrustreerde man alleen en ongelukkig achter in zijn villa in Jeruzalem. Pas toen drong het besef tot hem door: hij mistte niks, helemaal niks, hij had enkele en alleen nooit leren geven. Niemand had hem ooit geleerd hoe hij liefde kon geven…