09 mei 2009

Capaciteitsontwikkeling en ondersteuning van lokale besturen in Palestina?

Om de staatsstructuur in Palestina beter te kunnen begrijpen, moeten we eerst even terug naar de Oslo akkoorden tussen Israël en de Palestijnen in 1993. De officiële titel van het document waarin de Palestijnse Autoriteit (PA) het levenslicht zag is “the Declaration of Principles on Interim Self-Government Arrangements”. Zoals deze titel al doet vermoeden betreft het akkoord tussen beide partijen geen definitieve en alomvattende vredesregeling, maar is het een principeverklaring waarin de Israëli’s de Palestijnen bepaalde bevoegdheden toestaan in bepaald gebieden: zone A valt (in theorie) volledig onder de controle van de PA (het betreft een 3% van de totale oppervlakte van de Westbank, waaronder de grote steden); zone B, waarin de Palestijnen de persoonsgebonden bevoegdheden uitoefenen, maar de Israëli’s de veiligheidssituatie controleren (het betreft ca. 27% van de Westbank); Zone C valt onder volledige civiele en militaire controle van de Israëli’s (ca. 70% van de Westbank, waaronder alle settlements, militaire gebieden, etc. ). Bijgevolg is het belangrijk te beseffen dat als we het over ontwikkelingssamenwerking in Palestina hebben, de samenwerking met de PA de facto beperkt is tot de zone’s A en B, i.e. zo’n 30% van de totale oppervlakte van de Westbank. De Gaza strook wordt hier – gezien de huidige bijzonder moeilijke situatie – buiten beschouwing gelaten.

Binnen de beperkingen zoals geschetst hierboven, is er niettemin genoeg werk voor BTC en de vele andere donoren die hier actief zijn. Immers, gezien de Palestijnse Autoriteit slechts in 1993 werd opgericht, betreft het een zeer jonge overheid. Hoewel er op een goede 15 jaar tijd al een hele weg is afgelegd, mag het duidelijk zijn dat de Palestijnse administratie nog met vele kinderziekten te kampen heeft. Overmatige centralisatie en paternalisme, overdreven bureaucratie, institutionele inefficiëntie, een ontoereikend HR beleid (niet zelden gebaseerd op vriendjespolitiek) met als gevolg een gigantische overheid (ca. 1 op 3 Palestijnen van de Westbank is rechtstreeks of onrechtstreeks afhankelijk van een PA salaris!) waarvan de bekwaamheid van het personeel niet altijd even indrukwekkend is…

Het Local Infrastructure and Capacity Building Project (LICP) tracht haar steentje bij te dragen aan de ondersteuning van de Palestijnse overheid door specifiek te focussen op het lokale niveau. Dit niveau, dat uiteindelijk het dichtst bij het alledaagse leven van de mensen staat, heeft het in Palestina bijzonder moeilijk. Structurele onderfinanciering zorgt er voor dat de lokale besturen weinig tot geen armslag hebben om tegemoet te komen aan de noden van hun bevolking, noch om hun eigen capaciteit en kunde uit te bouwen. LICP tracht in dit verband een beperkt aantal dorpen te ondersteunen, enerzijds door het uitvoeren – na consultatie van de bevolking – van kleinschalige infrastructuurwerken zoals gemeenschapscentra, verbindingswegen, etc. (component I), anderzijds door het optimaliseren van het lokale bestuursniveau door middel van o.a. de organisatie van workshops in domeinen zoals financieel management (incl. de levering van de nodige soft- en hardware), strategische planning, ruimtelijke planning, etc. (component II). Waar er een aantal jaren geleden bij wijze van test ook een operationeel financieringsmechanisme (het zogenaamde ‘capacity building fund’) opgezet werd om een aantal dorpen van bescheiden doch voorspelbare inkomsten van het Ministerie van Financiën te voorzien, diende dit mechanisme ten gevolge van de verkiezingsoverwinning van Hamas in 2006 stopgezet te worden. Het idee zelf werd door de PA echter niet opgegeven en bijgevolg worden momenteel vergelijkbare initiatieven uitgewerkt/opgestart…

Daar LICP momenteel op zijn laatste benen loopt (het project diende normaal al eind 2007 afgerond te zijn), is het moment gekomen om de balans van de voorbije acht jaar LICP op te maken. Wat kan er geleerd worden van de successen en mislukkingen van het project? Waar dient men in toekomstige en vergelijkbare projecten rekening mee te houden? Hebben andere donoren die in hetzelfde domein actief zijn te kampen met gelijkaardige moeilijkheden/problemen? Wat kunnen we leren van elkaar? Zijn er in de toekomst bepaalde synergieën/samenwerkingsverbanden mogelijk? Dat zijn slechts een paar van de vele vragen waar ik persoonlijk momenteel rond werk. Hoewel het niet altijd gemakkelijk is een goed overzicht te krijgen van de activiteiten van een veelheid aan actoren in een domein waarin de donorcoördinatie jammergenoeg nog steeds meer de uitzondering dan de regel is, tracht ik middels mijn bescheiden bijdrage in de vorm van een ‘lessons learned’ rapport toch enige input te geven aan en impact te hebben op de optimalisering van toekomstige initiatieven van BTC in Palestina.